Mijn broer en ik schelen niet zoveel qua leeftijd, toch ben ik de jongste thuis en daarmee de drukste en soms ook lastigste volgens mijn ouders. Als we samen buitenspelen, roept Moeder altijd: ‘Ido, kom snel naar huis en neem Rikje mee!’ Dat komt omdat Rik meestal diep in gedachten verzonken is en niet hoort dat er wordt geroepen. Ik tik hem aan en we lopen langzaam naar huis. Hoe zal de pet van Vader vandaag staan? Vader werkt hard, hij heeft minstens twee banen en is altijd boos, want moe, als hij thuis is. De Grote Zussen werken ook, al zijn ze daar eigenlijk nog te jong voor, maar Vader zegt dat dat nodig is.
Vandaag eten we zoals elke dag soep met oud brood, Rik en ik kijken elkaar aan. Gelukkig hebben we nog wat laatste bessen gevonden in het bos, anders zouden we weer met buikpijn van de honger zijn gaan slapen. Nadat we moeder hebben geholpen met de afwas, gaan we samen lezen in het enige kinderboek in huis: De sprookjes van Grimm. Meestal leest Rik voor, want hij houdt van letters. Mijn favoriet is die van de jongen die wilde leren griezelen, brrrr wat eng. Daarna kruipen we dicht tegen elkaar aan in de bedstee en vallen onder de kriebelige paardendeken in slaap.
Als we wakker worden ruiken we iets wat we al maanden niet meer geroken hebben: gebraden vlees! We duwen elkaar het bed uit en over elkaar heen vallend: ‘Mijn sok, jouw broek, mijn trui, AU, haal die elleboog uit mijn kruis,’ rollen we de keuken in. Moeder staat met haar rug naar ons toe en lijkt kleiner dan ze ooit was, maar ze roert in een braadpan die sist en suddert. We huilen van geluk. ‘Moeder, Vader, wat is het voor speciale dag vandaag?’ Vader komt via de bijkeuken binnen en mompelt iets van trouwdag en verjaardag en dat we gaan picknicken in het bos. We krijgen een beschuit, we drinken water uit de pomp en gaan op weg. De Zussen zijn nergens te bekennen, dus dan is er meer voor ons.
Na een toch wel heel lange wandeling beslist Vader dat we hier gaan zitten. Eerst helpt hij tot onze verbazing met een paar zware takken een echte hut te bouwen en daarna roept Moeder: ‘Eten!’ We krijgen een vers stuk brood en elk een dikke plak van de gebraden ham. We eten ons buikje rond en lachen om Rik die keihard op zijn duim bijt, omdat hij dacht dat het een stuk ham was. Daarna gaan we verder met de hut, terwijl Vader en Moeder een klein vuurtje stoken.
De hut is behoorlijk af en ik ga nog een laatste arm vol mos halen voor de vloer. Wanneer ik terugloop, valt het me op hoe stil het in het bos is en dat er geen zon meer schijnt op de open vlakte waar Vader en Moeder … Waar zijn ze? Waar is Rik? Ik ren naar de hut en roep al wat harder: ‘Rik, Rikje, ben je in de hut?’ Gelukkig zit hij daar met het mes van vader zijn naam in de boom te kerven. ‘Weet jij waar Vader en Moeder zijn? Ik zie en hoor ze nergens!’ zeg ik licht in paniek. Nu begint Rik ook onrustig te worden, we roepen samen, ‘want dan komt het geluid verder,’ zegt Rik. Maar nergens Vader en ook nergens Moeder en ook de zon is verdwenen achter de bomen. We proberen het vuurtje nog wat op te stoken, maar de natte takken die wij erop gooien gaan alleen maar sissen en geven een hoop rook. Bang besluiten we in de hut te kruipen, op het bed van mos. Rik haalt nog een paar armen vol met grote bruine bladeren om over ons heen te gooien als een soort van deken. We slapen slecht die nacht. Ik hoor allemaal vreemde geluiden uit het bos en boven ons roept een uil zo om de paar minuten heel hard: ‘Oehoe-oe, oehoe-oe!’
Verkleumd worden we wakker, we likken wat water van de boomtakken en bladeren en gaan zoeken. Waar kwamen we vandaan? Waar is ons huis? Waar zijn Vader en Moeder gebleven? Het was zo’n prachtige dag, zo fijn was het nog nooit geweest! Maar we vinden ze niet en de dag erop ook niet en de dag erop weer niet. We hebben niets meer gegeten dan wat verschrompelde bessen. Ik ben bang dat we hier doodgaan en dat iemand over honderd jaar onze botten vindt. Of dat we worden opgegeten door een wolf, maar dat kan helemaal niet, zegt Rik, dat zijn maar sprookjesverhalen, om je bang te maken.
Terug in de hut zit Rik met het mes van Vader te spelen. Hij slijpt een scherpe punt aan een potlood. ‘Hé,’ zeg ik, ‘wat heb je daar in je hand? Is dat jouw witte potlood?’ En dat klopt, Rik heeft een wit kleurpotlood van onze Grote Zus gejat. Hij schrijft er geheimschriften mee, zegt hij. Alleen is het nu nog maar een stompje. ‘Maar waar is de rest van het potlood dan Rik? Rikje?’ Hij kijkt me verbaasd aan en dan na wat gestamel vertelt hij dat hij van de opwinding eerst en spanning later steeds op het potlood heeft gebeten. ‘Maar je hebt het toch niet doorgeslikt?’ vraag ik geschrokken. Nee, dat klopt, hij kauwt er de hele tijd op, tot hij het zat is en dan spuugt hij het uit. Rik doet het voor en daar ligt op de grond een wit kwatje uitgekauwd hout. ‘Maar, maar dat is het!’ roep ik blij. ‘Als je dat de hele weg hier naartoe hebt gedaan, hebben we een spoor naar huis.’ Rik begint nu zelf ook te springen en samen schreeuwen we als wildemannen en rennen ook zo rond.
Na minstens drie rondjes door de hut, over het open stuk en door de beek, zien we een wit kwatje op het pad in het bos en na een heel stuk lopen weer één. We lopen zo snel als we kunnen en vinden steeds meer witte kwatjes en dan ineens de weg met de hoge beukenbomen. Die loopt langs ons huis. We vertragen. We sluipen in de laatste zonnestralen naar de schuur en dan horen we het. De Zussen huilen, Moeder huilt, Vader schreeuwt. Dan slaat er ineens een deur open en rennen Moeder en de Zussen naar buiten, ze roepen heel hard: ‘Ido, kom snel naar huis en neem Rikje mee!’ Ze lopen steeds verder van het huis het bos in. Wij houden ons stil van verbazing en wachten tot het schemerig genoeg is. Vader ligt bij de haard te slapen, zie ik, als ik over de vensterbank gluur. Rik en ik sluipen naar binnen, kruipen de bedstee in, doen de kriebeldeken over ons heen, de luiken dicht en daarna slapen we met pijn in onze buik, dicht tegen elkaar aan en heel, heel diep. We denken allebei: dit was een hele nare droom, een nachtmerrie, hopelijk worden we morgen gewoon weer wakker in ons eigen bedje en eten we beschuit, oud brood en dunne soep.
Ido, 4 december 2023