Soms hoor je zeggen dat het geweld van ‘zogenaamde fans’ rondom het hedendaagse voetbal alsmaar erger wordt, steeds groter en heftiger wordt, ernstiger en zelfs gewelddadiger. Dat begrijp ik als je op tv de beelden ziet van een peloton ME’ers in vol ornaat tegenover een groep schreeuwende en vuurwerk gooiende hooligans gehuld in een enorme rookwolk, dramatisch knipperend rood en blauw uitgelicht. Of bij de beelden van een grotendeels gesloopte stad na afloop van de voetbalrellen, wanneer de rookwolken zijn opgetrokken en de aangerichte schade in zijn werkelijke omvang zichtbaar wordt. En dan wordt er meestal nog in ronkend taalgebruik commentaar geleverd bij het nieuws door de journalist van dienst, aangevuld met liveverslagen door angstige ooggetuigen en verontruste winkeliers die aan oorlogsgebieden refereren. En altijd moet ik dan denken aan de verhalen van mijn pa over het voetbal van vroeger.
Zo net na de Tweede Wereldoorlog, toen hij zelf een jaar of twintig oud was en de meeste Nederlanders aan het bijkomen waren van de doorstane ellende, begon het openbare leven weer vorm te krijgen. De sportverenigingen begonnen opnieuw mensen te verenigen rond hun sport zoals dat de bedoeling is. Al was dat nog in een sterk gesegregeerd landschap waarin je de Christelijke geiten over de sloot heen hoorde mekkeren naar de Katholieke koeien, die op hun beurt luidkeels terugloeiden, de kerkklokken die de gemeente opriepen tot de ochtendmis overstemmend. En naast deze verschillen in geloofsovertuiging speelden ook plaatselijke belangen een grote rol in de onderlinge rivaliteit. Na jarenlange onderdrukking door de Duitsers ontstond er een gezonde drang om de competitie aan te gaan met elkaar. Daarin was jouw dorp, jouw cluppie, jouw familie- en vriendengroep natuurlijk belangrijk en veel beter, sterker en slimmer dan de anderen. En wat leent zich daar beter voor dan een potje voetbal waarin je op sportief vlak de strijd kan aangaan en kunt wedijveren met elkaar?
Zo stonden na de zaterdagse streekderby tussen de voetbalclubs uit Mijdrecht en Wilnis twee groepen jongemannen tegenover elkaar op de gemeentegrens voor de RK-kerk, vertelde mijn pa. Er werd geroepen en geschreeuwd, natuurlijk flink gescholden, de lokale bijnamen vlogen in het rond en vervolgens ging het mis. Er vloog een steen door de lucht en even later waren er meerdere klinkers uit de straat gewrikt en bekogelden de rivaliserende partijen elkaar. Voordat de plaatselijke politieman (of was het toen nog een veldwachter?) hulp had kunnen regelen vlogen ze elkaar al in de haren en ontstond er een grote, massale knokpartij. Uiteindelijk lukte het de lokale sterke arm van de wet samen met wat stevige mannen uit beide dorpen de groepen uit elkaar te trekken en naar huis te sturen, waar de wonden gelikt konden worden en de strijdbijlen begraven. Met enkele vrijwillig aangewezen jongens werden de stenen vervolgens terug de straat in gestampt en zo werd het strijdtoneel keurig gladgestreken, zodat de kerkgangers er op zondagochtend niets van zouden merken. Wat precies de uitslag van de wedstrijd was, wist de week erna vrijwel niemand meer, maar dat ‘we een stevige knokpartij hadden gehad met die van hiernaast’, dat werd feilloos onthouden, tot het volgende treffen zou plaatsvinden.
Dus als ik weer stemmen hoor opgaan dat nu alles erger is of vroeger alles beter was, vertel ik meestal dit verhaal van mijn pa. Het grootste verschil tussen toen en nu is in mijn ogen het afgenomen ontzag voor autoriteit in combinatie met het toegenomen gebruik van middelen. Daar waar vroeger de strijd tussen twee partijen werd ontbonden door de politie, ontaardt tegenwoordig het geweld vrijwel altijd in een strijd van één partij tegen de politie, waarin een aantal relschoppers ruim over hun eigen grenzen gaat en daardoor ook over die van anderen. Misschien moet de huidige ordehandhaving wat minder proactief en datagedreven zijn en net als zo’n tachtig jaar geleden ietsje te laat in actie komen, zodat de angel uit de situatie is getrokken en de eerste agressieve emoties al zijn geuit, de ontlading van opgelopen spanning reeds een feit is. Maar of dit ethisch verantwoord is om als sociaal experiment uit te voeren, laat ik aan de moderne veldwachter, de coördinerende driehoek van politie, justitie en gemeente over.
Ido, 11 juli 2024