Het liefst heb ik van die grote brokken speculaas die je zelf moet breken in de koektrommel en waarin je je kunt verslikken door je eigen gulzigheid. Heerlijk hoe het in je mond smelt, maar er blijven ook altijd een paar van die irritante korrels (zand?) onder je tong zitten. In het weekeinde een chocoladeletter waar je stukjes af kunt knabbelen om hem daarna weg te leggen, terug te pakken en er aan de andere kant nog een muizenhapje af te nemen, of twee, zodat je er een hele week mee kunt doen. De keuken staat dagelijks vol met geuren van winterkost die je moeder altijd maakte: hutspot, erwtensoep, boerenkoolstamppot (alhoewel die in januari pas op z’n lekkerst is), zuurkool met worst of klapstuk of uitgebakken spekjes, stoofpeertjes en heel veel soep.
De buitenlucht moet wisselen tussen een zachte warmte die nog aan de afgelopen zomer doet denken en gierende wind met in je gezicht snijdende koude regenbuien, dat je zeker tien minuten druipend in de gang staat met een rood aangelopen hoofd en half bevroren vingers voordat je weer wat voelt. Ook wil je ’s ochtends graag handschoenen aan of een muts op of een sjaal om als je op de fiets stapt, die je ‘s middags achterop onder je snelbinder stopt om met je jas open terug naar huis te komen. En dan dat verstilde landschap waar de koeien verdekt staan opgesteld tussen de mistbanken om je met vragende blik aan te staren: Waarom liggen wij niet comfortabel op stro in een warme stal? Dat je overal edelstenen ziet glinsteren vanwege de bevroren weilanden en met rijp bedekte bomen en struiken langs de weg in een heiig novemberochtendzonnetje.
Er gaat ook altijd iemand dood, liefst een verre oom of oudtante die je al jaren niet meer gezien hebt, zodat de pijn zachtjes aan je ziel zaagt en niet keihard knijpt om het verdriet de baas te zijn. Op de verstilde begraafplaats kun je dan bibberend afscheid nemen om je later onder te dompelen in de fijne familieverhalen en de warmte van bekenden met koffie en cake. Dan breekt het moment aan dat hij komt, hij komt, die beste goede sint met pakjes en pieten en pepernoten die ruimschoots rondgestrooid worden, liefst in elke hoek, maar wel met de hond aan de lijn, anders vreet die alles op. Het spel is op de wagen, de firma list en bedrog spint garen bij alle plannetjes die verzonnen worden om de kinderen voor het lapje te houden, je merkt het, ik ga zelfs vorige-eeuws Nederlands schrijven als ik hieraan terugdenk.
Eerst worden er hebbedingetjes in schoenen gestopt terwijl de deur gewoon op slot zit, maar alles kan door de magie van het sinterklaasfeest. Vervolgens worden er kinderen bang en blij tegelijk gemaakt met alle problemen, raadsels en onmogelijkheden die de sint en zijn pieten moeten overwinnen om uiteindelijk aan jouw deur te kloppen, meestal door een hand met dezelfde handschoen aan als die van de buurman. De spanning loopt op, vol verwachting klopt ons hart, de zak is gearriveerd, het heerlijke avondje is gekomen: pakjes, surprises, gedichten (waarin ik me altijd verraadde doordat die van mij wel liepen en rijmden en veel te lang duurden) en een opwindend gevoel van één keer in je leven, dit gebeurt alleen nu en nooit meer. Daarom roep ik nog elk jaar op 5 december om 12 uur ‘s nachts door de schoorsteen (eigenlijk gewoon onder de afzuigkap, want dat is de enige uitgang naar boven tegenwoordig): Dank U Sinterklaasje 🎵.
Ido, 15 oktober 2024