Schrik om uil

Ido Rood

Share Post:

Zoals eigenlijk elke morgen loopt Cnorretje vrolijk zingend door het Woud richting het huis van Poehbeer. Meestal komen ze elkaar dan halverwege in het Sparrenbos tegen, bij wat Poeh de Denkplek noemt. Behalve vandaag dan, Cnorretje komt er helemaal alleen aan. ‘Hallo Poeh,’ piept Cnorretje met haar hoge stemmetje ‘ben je er al?’ Maar niemand zegt wat terug. En dat klopt, want er is ook  niemand. Dan zal hij wel extra trek in een beetje honing hebben vandaag, denkt Cnorretje en ze wandelt verder door het bos. Misschien kan ze Konijn helpen plannen maken of Uil om wijze raad vragen. Zoals Poeh de Poeh-manier heeft om dingen te laten gebeuren, zo hebben Konijn en Uil ook hun geheel eigen wijze van doen en laten. ‘En hoe doe ik dan?’ vraagt Cnor zich hardop af ‘heb ik ook een speciale manier van doen?’ Dat weet ze niet. Ja, ze kan heel goed bevriend zijn met Poehbeer en fijn samen avonturen beleven. Maar een speciale manier? Dat weet ze echt niet en zonder dat ze het doorheeft, is ze doorgelopen tot in het Honderd Bunderbos onder de kastanjeboom waar Uil woont. 

Je moet weten dat Cnorretje maar een klein Cnorretje is, ze zou zo in je binnenzak passen. Ze loopt daarom ook altijd met haar snuit omlaag om heel goed te zien of er niets in de weg ligt waarover ze kan struikelen. Ze kijkt op en is verbaasd dat ze ineens voor de grote kastanje van Uil staat. Maar ze ziet ook iets anders. En ze schrikt enorm. Daar ligt op de grond, vlak naast de boom, een hoop veren. Veren van Uil, want die herkent Cnorretje direct. En daar middenin ligt de bril van Uil. ‘Nee, nee, nee!’ piept Cnor uit alle macht, de Klontemiggel heeft Uil te pakken of anders de Woezel wel en die heeft hem finaal, helemaal, totaal opgegeten. ‘O, o, o, wat nu?’ gilt Cnorretje op haar hardst, maar er is niemand die haar stemmetje hoort. Cnor rent in paniek drie rondjes om de boom en ploft dan neer naast het hoopje veren en de bril van Uil. ‘Dit kunnen kleine Cnorretjes niet aan,’ denkt ze ‘dit is veel te groot en ingewikkeld, dit lukt me nooit, ik haal mijn vrienden erbij.’ 

Zo snel als haar kleine beentjes haar kunnen dragen, rent Cnorrie door het Woud, het Zand en over de Hei. Naar Konijn. Naar Winnie de Poeh. Naar Iejoor, Kanga en Roe. En uiteindelijk ook naar Christoffer Robin. 

Daar staan ze dan, de vrienden en bewoners van het Woud, om de hoop veren bij het huis van Uil. ‘W-W-Wie wil er wat zeggen?’ vraagt Cnor met bibberende stem aan de vriendengroep. Ze kijkt Christoffer Robin met betraande ogen aan ‘j-j-jij misschien?’ ‘Ahum,’ zegt Christoffer Robin en hij schraapt zijn keel ‘ahum, euh, geachte aanwezigen, we zijn hier bij elkaar om onze grote vriend Uil te gedenken. Hij had altijd wijze woorden en schreef dat mooi op!’ De dieren kijken elkaar zwijgend aan en knikken van ja. Uil was goed met letters en eigenlijk het enige dier hier dat kon lezen en schrijven. Weer wordt het stil. Cnorretje stoot Konijn aan: ‘Wat doe je nog meer bij een Echt Afscheid, Konijn?’ Konijn begint te draaien en te wiebelen en te stotteren en roept dat hij snel weg moet, maar gelukkig houdt Cnor hem tegen. ‘Kun jij niet een groot kruis knutselen of zoiets?’ fluistert ze in Konijns oor, ‘jij bent altijd zo goed in dingen maken!’ ‘Euh, gewachte afzijdigen,’ begint Konijn, ‘ik zal ter herinnering een mooi kruis maken voor Uil!’ En Konijn pakt twee takken en staat heel ingewikkeld te wriemelen met een stuk touw en legt tenslotte het kruis op de hoop veren. ‘Zo!’ sluit hij dit ritueel af. Zelfs de vogels zijn nu stil.

Cnorretje schuifelt opzij tot ze achter Poeh staat en prikt hem hard in zijn bil. Poeh hupt in een sprong naar voren en wanneer iedereen verwachtingsvol naar hem kijkt, gaat hij maar een rondje om de hoop veren lopen met zijn handen op de rug. ‘Vinden jullie het ook geen tijd voor een hapje van het een of ander?’ spreekt Poeh hardop. ‘Neenee,’ sist Cnorrie, ‘dat is pas na afloop!’ ‘Oh ja, dan kan ik maar beter een liedje zingen,’ zegt Winnie de Poeh, ‘maar ik ken eigenlijk alleen maar vrolijke liedjes. En mijn hele lijf zegt me nu, behalve dat ik honger heb, dat ik niet echt een vrolijke Poehbeer ben.’ Hij gaat eens op zijn linkerbeen staan en daarna weer op zijn rechter en wrijft over zijn buik. ‘Als je nou dat liedje van Hedenblij zingt, Poeh, maar dan droevig?’ stelt Cnor voor. Dat is wel een goed plan, dat liedje kent Poeh nog van Iejoor zijn verjaardag, mmm, maar dan droevig, hoe maak je een vrolijk liedje droevig? ‘Nou,’ zegt Iejoor hardop ‘ik vind mezelf vooral heel triest nu.’ Poeh voelt een rommeltje onderin zijn buik en bedenkt ineens dat hij heel triest zou zijn als alle honing in het hele Honderd Bunderbos op zou zijn. Dat werkt, Poeh begint te zingen op een heel triestige manier, met lange uithalen:

Hedentriest, tredenhiest, ik ben niet blij-ij

Zonder Uil geen wijze woorden en geen uilerij

Hedentriest, tredenhiest, ik ben niet blij-ij

Uil is weg pardoes, ineens en daarom treuren wij

Alle dieren zijn onder de indruk van het heel verdrietige lied van Winnie de Poeh. Het hele Woud lijkt wel mee te treuren. Zelfs de wolken spelen ineens verstoppertje en laten de zon wat stralen schijnen op de hoop met veren op de open plek. 

‘Wat een mooi lied was dat, voor wie zong Poehbeer dat nou precies?’ spreekt een lage stem achter Cnor. Cnorretje draait zich om: ‘Nou voor ui-ui-UIL!’ Dat laatste kwam er met een hoge, harde gil uit bij Cnorretje, want de lage stem die zich dat afvroeg, was van Uil. ‘M-m-maar hoezo ben jij h-h-hier? Want jij b-b-bent ook d-d-daar?!’ Cnor wijst naar het hoopje veren met bril, kijkt verward om zich heen en zoekt hulp bij haar vrienden, die tegelijkertijd, alsof het afgesproken is: ‘UIL, UIL, UIL!’ roepen. Uil kijkt moeizaam om zich heen en draait een paar keer met zijn uilenkop rond zoals alleen uilen dat kunnen, als een vuurtoren zeg maar. ‘Zijn jullie allemaal hier, vlakbij mijn huis?’ vraagt hij zich hardop af. ‘Kunnen jullie me dan misschien helpen om mijn bril te zoeken, want die ben ik al sinds de grote schoonmaak vanochtend kwijt.’

Christoffer Robin begint hard te lachen en alle dieren lachen met hem mee, ook al weten ze niet precies wat er nu zo grappig is aan een bril. ‘Jahoor,’ zegt hij en hij loopt naar de hoop veren met het door Konijn geknutselde kruis erop en pakt Uils bril. ‘Hier,’ zegt hij en zet Uil de bril op zijn snavel. Uil draait eens met zijn ogen en kijkt iedereen verbaasd aan: ‘Dachten jullie echt dat ik er niet meer was, dat ik dood was, dat ik naar de hoge Uilenhemel was gevlogen?’ Alle dieren en één mensenkind knikken van ja. Cnorretje voelt het puntje van haar snuit kriebelen en rood worden, net als de puntjes van haar oren. ‘Het k-k-komt allemaal door mij, ik vond hier een hoop veren en jouw bril erbovenop, dus, ik dacht, nou ja, je-weet-wel.’ Wat iedereen vooral weet, is dat het een hele mooie ceremonie was waarin gesproken en gezongen en geëerd werd. En dat iedereen zijn steentje heeft bijgedragen om Uil te herinneren. En zonder dat kleine Cnorretje was dit allemaal niet zo mooi gebeurd.

‘Ahum,’ klinkt de berenstem van Poeh, ‘ik heb nu toch wel zin in een hapje van het een of ander gekregen.’ ‘Helemaal mee eens, malle ouwe beer, kom allemaal mee naar mijn huis, ik trakteer!’ En zo lopen alle dieren van het Woud achter Christoffer Robin aan om een heuglijke dag fijn samen af te sluiten. En kleine Cnorrie? Volgens mij heeft zij nu wel ontdekt wat haar manier van doen en laten is. 

Ido, 4 februari 2024