Als je maar lang genoeg kijkt dan prikken ze één voor één
voorzichtig door het hemeldak heen de verre zonnen
koude vlammen van flink opgestookte vuren ver ver weg
de lucht van blauw naar grijs naar donkerzwart stribbelt nog wat tegen
met een maansikkel die zakt achter de duinen en wat vliegtuigen
die baantjes trekken door het hemelbad – maar dan heb je ook wat
in groepjes bij elkaar gekropen door nevelen omhuld
schijnen ze gezamenlijk hun lichten in de lucht
vullen de tussenruimte vormen de gloeiende nacht
ik veeg tranen van het staren uit mijn ooghoeken weg
blijf toch weer zitten met die ene vraag:
hoeveel kijken er terug?
Ido, 1 mei 2025