Ido Rood

Share Post:

Als baby toverde ze al een glimlach op elk willekeurig gezicht dat zich boven haar wieg vertoonde. Grote, jonge, oude of scheve gezichten, ze veranderden allemaal van vorm en kleur en zeiden iets van: ‘Wat een leuk neusje,’ ‘O, die heldere ogen,’ ‘Wat een moppie, poepie, schatje,’ of gewoon: ‘Aaah, wat lief!’ En dat was ze ook in alles wat ze haar verdere leven uitvoerde. Als kind speelde ze lief met haar speelgoed of met vriendjes samen. Ze maakte nooit ruzie en had altijd plezier in wat ze deed. Als volwassene was ze die collega die op het juiste moment klaar stond met een kop koffie of thee. Net wat jij nodig had. Als moeder knuffelde ze haar kinderen volop en gaf ze alle liefde die een moeder maar geven kan. 

Zelfs toen ze oud en slecht ter been werd, vertederde ze haar omgeving. Ik kwam haar vaak tegen op het voetpad langs de vaart in haar lange groene jas. Elke keer leek ze wat langzamer voorbij te wandelen, wat breekbaarder. Als ik inhield en wachtte tot ze passeerde, keek ik snel even omhoog naar haar lieve gezicht en dan stond de hele wereld stil. Ze had sprankelend heldere ogen die alles nog altijd scherp schenen waar te nemen. En naast de glimlach om haar mondhoeken leek ze heel zachte wangen te hebben onder haar warme, bruine, wollen muts die ze ver over haar oren had getrokken tegen de kou. Ik weet nog die ene keer, ik kon de reflex niet onderdrukken en gaf haar een grote knuffel terwijl ik zei: ‘Ik vind je lief buurvrouw.’ Vader die naast me liep, bleek zich ineens enorm te schamen. Hij schraapte wat in zijn keel en trok stevig aan mijn mouw. Maar ik voelde dat mijn knuffel aankwam en ze hield me nog even vast, zo met beide handen aan de kraag van mijn jas en keek me diep in mijn ogen. Daarna liepen we ieder door in onze eigen richting.

Een maand geleden hoorde ik mijn ouders tegen elkaar zeggen dat de buurvrouw hard achteruit ging en was opgenomen in het ziekenhuis. Een paar dagen later hoorden we dat ze was overleden. De hele straat was verdrietig en het was erg druk op haar begrafenis. Ik ben op een gegeven moment stil blijven staan en heb de hele rouwstoet aan me voorbij laten trekken. Het leek iets uit een oude film met mensen in zwarte jassen met hoeden op die al voortschrijdend naar hun schoenpunten staarden. Ik had speciaal voor vandaag mijn rode sjaal omgedaan, omdat zij altijd kleur gaf aan de buurt en mijn dag, aan mijn leven. Volgens mij was ik de enige aanwezige met kleur, ik sloot achteraan en liep zachtjes mee. Toen ik als laatste afscheidnemer wat zand op de kist gooide en haar vriendelijk gedag zei op het kerkhof, voelde ik me ineens niet meer verdrietig. Ik besloot voortaan ook altijd aardig te zijn tegen iedereen, in welke omstandigheid dan ook, net als de buurvrouw van nummer drie. Dat is pas liefde vermenigvuldigen door het te delen!

Sinds vanochtend staat er een kabouter in onze voortuin. Moeder zegt dat die daar vast en zeker is neergezet door de bijzondere buurman van twee blokken verderop. Hij is een soort van kunstenaar met warrig haar, hij ziet er in ieder geval heel creatief uit. Hij maakt dingen van klei: keramiek heet dat volgens mij. 

Vader zegt dat het een grap moet zijn van die rotjongens van de overkant. Die doen dat soort dingen vast ook, naast al het geknal met brommers en vuurwerk het hele jaar door. 

Ik heb de kabouter eens goed bekeken vanochtend nadat ik de sneeuw eraf had geveegd en denk er het mijne van. Het is namelijk een vrouwtjeskabouter, niet te groot, maar zeker ook niet klein. Ze draagt een bruin kaboutermutsje boven een lange, groene jas. In haar hand heeft ze een rood lint of zou het een sjaal zijn? Haar ogen zijn helder blauw en steken mooi af tegen haar rode wangetjes. Ze heeft een fijne glimlach om haar mond, de hoeken krullen op en al is ze van steen (geloof ik?) ze lijkt heel zacht en knuffelbaar, ja eigenlijk is ze gewoon: lief.

Ido, 7 januari 2024