Net geboren kijkt het meisje al met grote ogen om zich heen. Met een onderzoekende blik neemt ze de wereld in zich op. Je kunt zeggen dat het een ondernemend type is, want zodra ze kruipen kan, wil ze gelijk de trap opklimmen. En nu ze sinds kort lopen kan, begint vader zich pas echt zorgen te maken. Er ontstaan allerlei doemscenario’s in zijn hoofd. Want wat zal er gebeuren als ze straks de deur uitgaat? Die gedachte doet hem bibberen en hij gaat onmiddellijk aan het werk. Hij moet en zal zijn kleine meisje beschermen tegen de grote boze buitenwereld, dat is hij verplicht aan zichzelf.
Om het huis heen wordt een breed pad van scherpe sintels aangelegd. Vader besluit dat het meisje geen schoenen krijgt van hem, ze mag alleen maar op kousenvoeten rondlopen. In huis liggen dikke, zachte tapijten en de muren zijn met fluweel behangen, hij doet echt alles voor zijn kleine meid.
Toch probeert ze het vanaf haar derde verjaardag elke dag opnieuw, om blootsvoets het pad over te steken. De zon schijnt zo mooi over de bergen in de verte en buiten hoort ze vogels fluiten en ook een vreemd, bonkend, zingend geluid. Vader vertelt dat dat de klokken in de toren zijn. O, wat zou ze die graag van dichtbij willen zien en horen. Haar verlangen groeit en groeit.
Het duurt een tijdje, maar dan heeft ze genoeg moed en eelt onder haar voeten verzameld en steekt ze over. ‘Auwauwauwauwau,’ roept ze uit en toch loopt ze snel door over de scherpe sintels tot ze in het gras aankomt. Gelijk begint ze via de berm van de weg de berg af te dalen. Richting het dorp in het dal, waar ze al een grote toren ziet staan. Daar rent ze zo snel als haar kleine beentjes haar kunnen dragen naartoe. Maar vader mist zijn kleine meid al vlug en ontdekt dat ze van de berg afloopt. Hij haalt haar met grote passen in, vangt haar onder één arm, draait zich op zijn schreden om en brengt haar terug naar huis. Veilig boven op de berg.
Het meisje huilt en sipt … en ziet dat er sinds vandaag grote sloten op de buitendeur zitten. Een paar weken later groeien er ineens brandnetels en distels in plaats van gras in de berm van de weg. Het meisje geeft echter niet op en ontsnapt op het moment dat vader de post haalt en de voordeur op een kier laat staan. Ze komt even later huilend en krabbend terug van deze nieuwe poging, haar hele vel zit onder de krassen en de bulten. Maar hoe harder haar vader vertelt dat ze niet naar het dorp moet afdalen, omdat het daar niet veilig is, hoe liever ze dat juist wil.
En uiteindelijk, na vele vergeefse pogingen slaagt ze erin. Ze rent vol opwinding met rode wangen de berg af, blootsvoets natuurlijk. Ze loopt door het dorp en ziet allemaal mooie gekleurde huizen en ze ontmoet alleen maar vriendelijke mensen. Ze stopt op het plein voor de grote kerktoren en net op dat moment speelt de beiaardier een prachtig lied, ze huilt van blijdschap en genot. Er is hier beneden helemaal geen grote boze buitenwereld zoals haar vader steeds vertelt, niets waarvoor je echt bang hoeft te zijn.
Met haar hart en hoofd vol van wat ze daar beneden allemaal ontmoet heeft, rent ze de berg weer op om vader te halen. Want dit leven is pas echt de moeite waard, dit moet iedereen weten, echt iedereen!
Ido, juni 2020