Vanuit de grond onder je voeten grijpt de herfstkou flinterdun je blote enkels beet en scharrelt onder je lichaamsbeharing door omhoog. Niets houdt hem tegen. Hij kruipt in je korte broekspijpen en onder je huid en verspreidt zodra hij je buik bereikt met ijzig gevoel voor drama een onbedwingbare rilling die niet meer stopt. Hij dwingt je jezelf te verwarmen nu de zon zijn kracht dag voor dag ziet afnemen en jou niet meer bereikt door wolkendekken hoog, midden en laag in de hemel heen. Einde zomer, einde korte broeken, t-shirts en hemdjes, bloesjes en badkleding, je gaat weer laagjes dragen over laagjes die je lichaam toedekken als de grond met afvallend blad over afvallend blad. Terwijl de herfstkou doorscharrelt en na de mensen ook de huizen bereikt, zelfs de dikke muren van oude gebouwen doordrenkt van zijn kou, trek jij je langzaam maar zeker steeds verder naar binnen op zoek naar veiligheid en de warmte en gezelligheid van familie of vrienden of huisdieren. Je ruikt het eerste openhaardhout van het seizoen al in de avondlucht, zoet en scherp als wierook in de kerk en ook de bijzetkachels worden uit de kast of van zolder gehaald, de fleecedekens, de schapenvachten en niet te vergeten de warme pantoffels.
De buitenwereld verdwijnt geleidelijk uit beeld. De van groen naar rood en geel veranderende kleuren in de natuur vermengen zich door het hoogrendementsglas van je vensterraam: de scherpte, de felheid is er vanaf en vervaagt doordat de verlichting in huis steeds vaker en steeds aanweziger brandt. De gordijnen sluiten. De terrassen sluiten. IJssalons sluiten. Campings sluiten. De buitenwereld gaat op slot, de sleutel stevig omgedraaid. Het vrije buitenleven komt piepend en krakend tot stilstand, kruipt in z’n holletje en wacht rustig af tot het voorjaar. De wind verkilt tot een onaangenaam soort aanraken, zelfs onder je kleren, met kippenvel en het opzetten van kragen en capuchons tot gevolg. Soms flikkert er nog hoop op aan een aflopende zomer door een opwarmende zonnige dag met goudgele gloed: Indian Summer, maar ruim voor een kleurrijke zonsondergang grijpt de herfstkou steeds brutaler, in slierten mist al, om zich heen en verdrijft je uit ‘the great wide open’. Soep moet er komen, veel, vervullende en verzachtende soorten soep met warm brood en koppen hete thee of chocomelk en rode wangen en oren en als het even kan ook neuzen die bij elkaar kruipen terwijl de regen tegen het raam trommelt – de moederschoot sluit zich, het grote terugtrekken is begonnen, laat de winter maar komen.
Ido, 17 september 2024