Het was een mooie groep zo bij elkaar. Het voelde nog wat onwennig, maar er hing iets in de lucht van saamhorigheid. Fijn ook al die bekende gezichten en stemmen die met me meereizen, dacht de jongen. Hij had dat gemist de laatste jaren. Zo gaat het soms in het leven, dan wil je je afzonderen van de anderen, je wil je eigen weg gaan, je wil het graag zelf ontdekken en zelf doen. Maar zelf is niet hetzelfde als alleen, dus dat hij nu weer samen was met al die oude bekenden, ja, dat voelde echt heel fijn. Gedurende de tocht kon hij ook met iedereen een praatje maken en oude banden herstellen of wat aanspannen of juist ontspannen. De gids, die al een dagje ouder werd, had speciaal om hem gevraagd. ‘Wil je meegaan op deze lastige tocht, jongen? Mijn geest is nog scherp, maar ik ben niet meer zo snel van lijf en leden. Ik heb iemand nodig zoals jij, met intuïtief weten en genoeg energie.’ Hoe kon hij dit verzoek weigeren? Niet dus, hij liep mee en genoot van elke stap.
Het makkelijke deel van de tocht, door de velden en de bossen was nu wel zo’n beetje achter de rug. Er waren wat obstakels geweest onderweg. Omgewaaide bomen en overgelopen beekoevers, waardoor de tocht langer duurde dan verwacht. Nu stonden ze stil op de zandplek net aan het begin van het moeras en het begon al schemerig te worden. De ogen van de oude wijze gids hadden een verontrustende glans, zijn stem klonk wat scherper dan anders en hij steunde demonstratief op zijn stok. De jongen begreep het meteen, hij pakte één van de stormlampen, stak hem aan en ging vooruit. Ik heb nooit precies begrepen waardoor het kwam. Was het omdat hij de lichtste was of de snelste van de groep? Zoals hij behendig over boomstronken sprong? Misschien had hij een soort ingebouwd kompas waarmee hij precies kon bepalen waar de stevige stukken grond waren in het moeras en waar de plekken waar je zo in vast kan komen zitten? In ieder geval lukte het hem elke keer weer om ons de weg te wijzen en ook nog eens heel vlug.
Hij rende vooruit en als de gids zijn lichtje langer dan een minuut niet meer zag, riep hij: “Jongen, waar ben je?” Even was het stil, dan klonken rennende voetstappen en een luidkeels roepen: “Hier ben ik!” In de verte verscheen een pulserend lichtje dat steeds helderder werd en daar stond hij ineens voor je neus: “Nee, dit pad loopt dood, we moeten daarheen.” En weg was hij weer, het volgende pad verkennen. Het leek wel of het zijn roeping was. Of was het toch meer een spel voor hem? Ach, wat maakt het uit, de jongen leek in zijn element en de gids sprak vertrouwenwekkende woorden tegen de groep. Zelfs wanneer hij twijfelde klonk zijn stem steeds helder als hij riep: “Jongen, waar ben je?” En dan hield de hele groep stil, bijna de adem in en wachtte, 8, 9, 10 tellen en daar klonk uit de verte alweer het bekende: “Hier ben ik!” En de jongen stond ineens naast je en wees de juiste kant op. Zo verplaatste de groep jonge en oudere mannen en vrouwen zich langzaam maar zeker in een bijzondere zigzagbeweging dwars door het grote moeras.
Het verhaal stopt hier. Ik geloof vast dat ze er aan de overkant goed uitgekomen zijn. Daar zorgden de oude wijze gids en de jongen met de lamp wel voor. Zeker weten!
Ido, juni 2020