Ken je dat? Dat je wakker wordt en de dag zich veel langzamer dan normaal lijkt te ontvouwen? Dat alles in een ander tempo gebeurt dan je gewend bent. Dat je jezelf soms inhaalt of juist ziet vertrekken. Zo’n dag waarop het altijd zomer is en je naar buiten gaat zonder jas. Het overdadige zonlicht brengt de kleuren tot leven, zelfs van de levenloze voorwerpen. Kijk maar naar de overkant, zie je dat? De bakstenen huizen schurken zachtjes tegen elkaar aan alsof ze zich klaarmaken voor deze nieuwe dag. Dit wordt jouw genietdag, hij kan nu al niet meer stuk.
En dan komt er gedurende de dag de wolk, de onherroepelijke wolk. Je ziet hem dreigend aan komen drijven met zijn grafietgrijze randen die sterk afsteken tegen de azuurblauwe lucht. Eerst een tikje, dan licht getrommel en al vlug volgt de hele bui. Waar je normaal zou schuilen onder een luifel of een brug, loop je vandaag gewoon door. Je kijkt zelfs omhoog en vangt water met je mond wijd open. Dit is jouw genietdag, dat had je vanochtend vroeg besloten, dus laat maar stromen die regen. Vandaag word je weer eens lekker nat, tot op het draadje doorweekt. En dan van de regen in de drup belanden en rustig doorlopen tot de drup stopt. Waar is die grens precies van droog en nat? Van lichte en donkere grond? Je trekt je schoenen en sokken uit zodat je het verschil beter kunt voelen en loopt scharrelend heen en weer tot je het zeker weet. Hier is de lijn getrokken tussen bui en geen-bui. Je ademt drie keer diep in-en-uit en stapt er dan zorgvuldig overheen. Eerst het rechter- dan het linkerbeen. Snel twee stappen door en dan een sprongetje: Yes! Nu ben je in het land achter de regenboog.
Blootvoets wandel je door gras en over zand tot je in een parkachtig gebied aankomt. Er staan mooie grote bomen die veel schaduw geven. Ze zijn getooid met prachtige paarse bloemen die glinsteren in de zon, een Spaanse zon, zo voelt het hier. Er is veel plek om lekker te liggen of te spelen met een bal of te picknicken met het hele gezin. Je gaat zitten, leunend tegen de gladde bast van de grootste boom. Er aait een zwoel briesje over je huid en door je haar. Je bent een met de natuur, het ruisen, het groeien, het bloeien stroomt door je lichaam. Je voelt jezelf zachtjes wegzakken. Je zou hier met gemak een paar uur doelloos kunnen rondhangen. Wat een genot!
In de verte hoor je een zacht kabbelend geluid. Uit nieuwsgierigheid sta je op en ga je kijken waar dat vandaan komt. Je staat bij een watervalletje met een brede, ondiepe rivier die stroomt met langzame golven, voortkabbelend als het ware, het lijkt wel dik water. Je twijfelt heel even. Ja of nee? Je stapt het water in en voor je het weet sta je te huilen, keihard te huilen. Je voelt de tranen over je gezicht en je kleren stromen. Ach, je was toch nog niet helemaal droog dus laat maar lopen. Zoute tranen, zoete tranen, stille, scherpe, boze en kwetsbare tranen parelen omlaag. De tijd vertraagt, je bent even kwijt waar je bent en wie of wat. Hoe lang sta je hier al, minuten, uren, dagen? Dan voel je een rommeltje onder in je buik. Trek? Onrust? Dieper liggend verdriet? Je komt langzaam in beweging en stapt uit de traag stromende rivier van tranen de oever aan de andere kant op. Zo, dat lucht op, dat moest er blijkbaar even helemaal uit. Ja, je hebt best trek gekregen. Op zoek naar wat te eten!
De grote heuvel voor je vraagt erom eerst nog even beklommen te worden, om erbovenop te kunnen staan en van het uitzicht te genieten. Dus daar ga je, hink-stap-springend over het rommelige pad aan de voet van de heuvel, omhoog. Gaandeweg wordt het zicht steeds weidser en op een gegeven moment kun je ook de heuvel zelf in zijn volle glorie bewonderen. Hij is volledig bedekt met bijzondere stervormige witte bloemen. Alsof hier ooit de nachthemel op aarde is gevallen en deze sterbloemen als afdruk heeft achtergelaten. En dan sta je bovenop de heuvel en volgt je blik de horizon 360 graden rond.
De dikke boom staat wat in de weg, je loopt eromheen. Aan deze kant pruttelt de boom belletjes uit een gat wat eens een tak zal zijn geweest. Het is net een pot bellenblaas, de bellen stijgen langzaam op, tussen de takken door naar boven. Ze glinsteren vlak voor je als grote glazen bollen waarin je de toekomst kunt lezen. Je doet een poging, maar je begrijpt deze taal niet. Sommige blijven aan de bladeren van de boom plakken als transparante kerstballen met zo’n parelmoeren glinstering eroverheen, betoverend mooi.
Ineens is er een grote schaduw boven je die in één klap de zon verduistert en zwaar over je heen valt. Je wordt gegrepen door grote klauwen en voelt geen grond meer onder je voeten. Je vliegt steeds sneller omhoog. De vogelklauwen knijpen zo hard dat je nauwelijks nog adem kunt halen, laat staan schreeuwen van schrik of paniek. Je raakt bijna buiten bewustzijn en hoort alleen vaag in de verte het klapwieken van de enorme vleugels. Het is hier een stuk kouder dan net en naast je adem heb je het gevoel dat ook alle kleur uit het leven wordt geknepen.
Dan een val, boem! Dat is een harde landing en er klinkt gelijk een keihard gegil in je oren. Je ademt moeizaam in-en-in-en-in. Je opent je ogen en drie paar oogjes kijken fel terug. Je ligt in het nest van deze reuzenvogel met zijn drie reuzenkuikens, die net zo groot zijn als jijzelf. Zodra ze je willen pikken, worden ze door de grote vogel gecorrigeerd. Gelukkig! Je zucht en gorgelt en bemerkt dat je keel dicht zit waardoor je niet normaal kunt praten op dit moment. Het is sowieso de vraag of dat zou werken bij deze vogels. Dan voel je een reuzensnavel in je rug. Je wordt naar de drie jongen toe geduwd. Er wordt iets van je verwacht. Je snapt er helemaal niets van. Wat willen ze toch allemaal van je? Kan iemand uitleggen wat hier de bedoeling is? Je struikelt en valt om, je landt op een dood beest. Je merkt dat het nest helemaal vol ligt met dode dieren. Zou dit het voer zijn voor de jongen? Waarom eten ze niet? En dan zie je het, de kuikens hebben wel een snavel, maar geen neusgaten. En met je neus dicht lukt het blijkbaar niet zo goed om je eten door te slikken.
Omslachtig beweeg je naar het eerste kuiken toe en tikt met een vinger op het deukje waar een neusgat zou moeten zitten. Het kraakt, het is dus zacht. Dan pak je een scherpe tak uit de nestrand. Je prikt in het deukje en nog eens, de vogel gilt en dan lukt het: er zit een gat in. Het jonge dier is in verwarring en je prikt snel nog zo’n gat aan de andere kant van de snavel. Daar begint het kuiken ineens prachtig mooi te zingen in plaats van keihard te gillen. Wauw! Je bereikt na verschillende verwoede pogingen hetzelfde resultaat bij de andere jonkies. Nu word je meegenomen in de mooiste melodieën die je ooit gehoord hebt. Een concert van betoverende zangstemmen zomaar daar hoog in het nest op de berg, waar de wind koud door je kleren blaast. Net op het moment dat je besluit mee te zingen, grijpt de reuzenvogel je en nabibberend van de duizelingwekkende val naar beneden, sta je weer op de heuvel bij de bellenblaasboom. Je laat je spontaan op de grond vallen en blijft daar een hele tijd stil liggen. Dan voel je een rommeltje onder in je buik. Trek? Onrust? Dieperliggende angst? Je komt langzaam in beweging en loopt de heuvel aan de andere kant af. Ja, je hebt best trek gekregen. Op zoek naar wat te eten!
Het landschap verandert langzaam in glooiende graanvelden met weggetjes met heggetjes, een prachtig landelijk gebied. Als dit een reclamecampagne zou zijn, zou het waarschijnlijk rustiek genoemd worden. Maar het is geen reclame en rustig is het zeker niet. Vanachter de grote boerenschuur, die steeds groter en groter wordt terwijl je er naartoe wandelt, daarachter vandaan klinkt een zwaar gegrom. Niet van een tractor of machine, niet mechanisch, meer natuurlijk. Je houdt je pas een beetje in. Je gaat zelfs op je tenen lopend naar de hoek van de schuur toe. Je kijkt. En je kijkt nog eens. Als je iets nog nooit eerder gezien hebt, weet je gewoon niet waar je precies naar kijkt. Het duurt wel even voor het tot je doordringt. In de enorme schuur zit achter dikke tralies een draak gevangen. Op het boerenerf ervoor staat een reusachtig grote man met drie enorme honden te schreeuwen en te dreigen. De honden passen net tussen de tralies door en om beurten bijten ze naar de poten van de draak. De reus, zo noem ik hem maar even, hij is zeker wel 2,5 meter hoog, heeft een metalen staf van minstens 3 meter lang vast, waarmee hij de draak schokken geeft. Alles gromt en grauwt je tegemoet en je kan maar één ding denken: Dit is oneerlijk! Dit mag niet! Dit moet stoppen! Maar hoe? Hoe bevrijd je in hemelsnaam een draak uit de handen van een reus?
De reus wordt steeds gewelddadiger, de honden bijten door. Je begint van binnen te koken van boosheid als je het bloed uit de poten van de draak ziet lopen. Zelfs van woede als je ziet dat bij elke electroshock de ogen van de draak dof worden, lijken te breken van pijn. In die staat van razernij werken je hersens op topsnelheid. Je hebt op je weg hiernaartoe waterpijpen zien liggen. Een soort ouderwets irrigatiesysteem. Je sluipt terug, grijpt de buizen, loopt ongezien door het hoge graan achter de reus met zijn Wodanwolven om. Je laat het water over het erf lopen en maakt dat jezelf hoog en droog komt te staan. Je wacht, terwijl het sadistische spel tussen reus en draak maar doorgaat. Waar je op hoopt, lukt. De reus pakt zijn staf, wil de draak een nieuwe schok geven, maar voelt nattigheid. Te laat. Hij geeft zichzelf en de honden een enorme elektrische optater en gaat knock-out. De honden die met dikke ijzeren kettingen aan hun baas vastzitten, janken klagend en vallen een voor een om. Het grote traliehek springt door de kortsluiting open. Je rent ernaartoe en met twee schapenvachten die je aan de muur ziet hangen, om je handen, trek je het hek helemaal open.
De draak loopt stampend op je af. Zijn kop komt steeds dichterbij. Oog in oog sta je nu met de grote rode draak. Je ruikt zwaveldamp. Je voelt zijn hete adem. En dan valt er een traan uit het oog van de draak vlak voor je neus op de grond. De traan verandert ter plekke in een prachtige heldere blauwe steen: lapis lazuli. Verbaasd raap je de edelsteen op. Precies op dat moment voel je de grond trillen en een windvlaag doet je omvallen. De draak vliegt weg met een huil als van een zingende walvis in de oceaan en verdwijnt in een paar tellen achter de horizon. Je stopt de prachtige steen in je zak en maakt dat je wegkomt. Tegen zo’n reus met van die enorme bloedhonden red jij het nooit als doodgewoon mens van vlees en bloed. Pas na de vijfde heuvel durf je snelheid te minderen. Je gaat achter een rotsblok zitten en leunt achterover. Wat als een grote genietdag begon, is nu vooral een achtbaanvormig avontuur geworden. Je hijgt stevig na, ziet je buik op en neer gaan. Dan voel je een rommeltje onder in je buik. Trek? Onrust? Dieperliggende woede? Je ademhaling komt langzaam terug tot een normaal ritme. Je wist niet dat je zoveel boosheid in je had zitten. En kracht! En ja, je hebt best trek gekregen van al die actie. Op zoek dan maar naar wat te eten!
In de verte, aan de rand van een bos, lijken mensen te zijn en een rookpluim, dus vuur. Hopelijk hebben zij iets te eten voor je. Je loopt rustig die richting op en merkt dat de schemering begint. Dat zou een mooi einde van een bijzondere dag zijn, eten bij het kampvuur en daarna slapen onder de sterrenhemel. Als je aankomt bij het berkenbosje zie je een klein blauw vuur branden. Wat een bijzondere kleur. En waar zijn die mensen gebleven? Waakzaam door alle ervaringen van de afgelopen dag loop je stapje voor stapje naar het blauwe vuur toe.
Door de sluiers van de schemering heen, of is het de rook, stap je de kring van bomen en grote witte stenen binnen. Er klinkt muziek. Je zoekt de muzikanten, maar ziet ze niet. Misschien hangt er een geluidssysteem aan de bomen? Het klinkt als folkmuziek met fluit en trommel, gitaar en viool. Achter je langs zoeven schimmen de kring van berken binnen. Zes schimmen van mooie mensen die hand in hand dansen. Drie mannen en drie vrouwen in sierlijke witte gewaden. Ze vormen een kring om je heen. Dan danst een van hen naar het midden en verdwijnt met een flits in het vuur. Je kijkt rond en rond en voelt dat je mee wil doen. De aandrang is niet tegen te houden. Er is een lege plek ontstaan die je op moet vullen. Je voegt je in en danst als vanzelf mee op het ritme van de muziek. Om beurten dans je solo en dan weer samen. De melodie neemt je mee naar hogere sferen, naar momenten uit je leven waarin alles pais en vree was. Je ziet overledenen uit de nevel opdoemen, naar je glimlachen en weer verdwijnen. Je voelt liefde voor alles en iedereen. Dan gaat er een koppel naar het midden, danst ineengestrengeld rond het vuur, trekt hun witte gewaden uit en gooit ze in het vuur. Het volgende koppel doet hetzelfde. Dan ben jij met jouw partner aan de beurt. Je bent in trance en geniet volop. Je trekt al je kleren uit en gooit ze op het vuur, dat onmiddellijk lijkt te bevriezen. Je danst naakt rond met de hele groep en beseft dat je je nog nooit zo vrij en gelukkig hebt gevoeld als nu. Er hangt een sensuele sfeer om jullie heen van aantrekken, afstoten en samenvallen. Dan stijgt de hoop met kleren boven het bevroren vuur op en rolt de prachtige lapis lazuli uit je broekzak. De schimmen duiken als in één geregisseerde soepele beweging op de steen af en verdwijnen met een zachte ‘Plof!’ in het niets. Of nu de steen de schimmen heeft opgezogen of de schimmen de steen mee in het bevroren vuur hebben genomen? Je hebt geen idee.
Wat je wel zeker weet, is dat je hier helemaal alleen staat. Weg is de steen, weg is het vuur, weg is de sfeervolle, intieme, hallucinerende omgeving. Daar sta je naakt en beschaamd midden in het berkenbos. Hoe heb je je zo laten beetnemen? Hoe heb je je zo laten inpakken? Je voelt je enorm eenzaam en beschadigd in je vertrouwen. Wat heb je in hemelsnaam fout gedaan dat je dit lot verdient? Je zucht en steunt en kleed je met korte, vinnige rukjes aan je kleren aan. Goed dan, je hebt de edelsteen ook maar gekregen van de draak, dus dat die nu weg is, ach. ‘Zo gewonnen, zo geronnen,’ zei oma vroeger altijd als jullie samen een spelletje speelden. Meestal omdat jij het eerste rondje won (‘beginnersgeluk’) en zij daarna alle vervolgrondjes. Met die les in je hoofd trek je door naar wat in de verte, het is bijna volledig donker dus zeker weten doe je het niet, naar wat in de verte op een stadje lijkt. Je neemt de gevoelens van schuld en schaamte mee in je rommelende buik. Nu eerst een veilige plek zoeken om de nacht door te brengen, eten komt later wel.
Het begint licht te spetteren. ‘Ook dat nog!’ is je eerste reactie, maar eigenlijk deert het je niet. Je bent al vaker nat geworden de afgelopen 24 uur, toch? Vermoeid loop je de buitenste straten van de stad in. De neerslag zet door en gaat van lichte motregen over in een stevige onweersbui. Je ziet in een lichtflits van het onweer een afdak aan het gebouw schuin voor je. Je sjokt er naartoe en zakt tegen de ruwe muur in elkaar. Het afdak is niet helemaal waterdicht, merk je. En ook de straat is zeiknat. Het water stroomt alsmaar harder en harder. Je kruipt in een hoekje, slaat je armen om je benen en duwt je hoofd ertussen. Nat, natter, natst. Je begint te rillen tot je hele lichaam beweegt op de maat van het ritme. Het ritme van een Braziliaanse drumband, zo verschrikkelijk hard en ritmisch en opzwepend dat je wel moet kijken wie daar samen staan te spelen. Je kijkt en ziet niets of niemand, behalve een grote, lege oliedrum en wat losse rommel tegenover je en daarboven een hard lekkende dakgoot. Je zakt weg in een droomloze staat van zijn die zo tussen waken en slapen in zit.
Ergens van ver buiten je dringt tot je door dat het onweer verdwijnt en stopt. De laatste druppels zoeken hun weg omlaag en spatten nog van de lege oliedrum af. Je staat op, schudt wat water uit je haar en volledig doorweekt, tot op het draadje, loop je onzeker de steeg uit naar de grote straat toe. Het komt je hier vaag bekend voor. Je slaat linksaf, de hoofdstraat in, de lantaarns branden geruststellend. Dan ga je een lang stuk rechtdoor en om de bocht, daar zie je in het donker je huis, je thuis. Je merkt dat je je pas versnelt. Probeer je nu de tijd in te halen? Nee, je bent gewoon blij dat je je thuis hebt teruggevonden. De plek waar je volledig jezelf kunt zijn. De plek waar je kunt bijkomen van een drukke dag. Waar je kunt zitten genieten op het bankje in de tuin. In de zomer van de bloemen en in de winter van de stilte. Waar liefde en vrijheid voor het oprapen liggen en er altijd voldoende warmte is om te nemen en te geven … en misschien is er iets te eten.
Ido, winter 2024