Ik wandel de stenen trappen tegen de berg op, steeds steiler, steeds hoger, voel mijn voeten telkens wegglijden en zoeken naar houvast. Dit landschap kleedt zich in een oogwenk om van een lieflijk stromend riviertje door een mooi groen dal in een imponerende berg met steile wanden vol loshangende, maar hopelijk vastzittende rotsblokken. Hier hebben weer en water eeuwenlang hun gang kunnen gaan en niet te missen sporen achtergelaten. Diepe ravijnen met namen als duivelskloof en zwijnenstal met door natuurkracht gemaakte trappen van uitgesleten rotspartijen met boomwortels die zich daar tussendoor worstelen, hier en daar wat geholpen door mensenhanden. De klim begint en eindigt abrupt als was het een echte trap. Ik volg het laatste stuk van het kronkelende pad omhoog en dan vlakt het ineens af en vervolgt het zijn weg over de bergkam, slaat naar links en loopt vlak langs de rand van het ravijn verder.
Wat een prachtig uitzicht, de kleine witte huisjes glinsteren in het dal, tegenover mij staan grijze rotswanden die het bos aan de andere kant van de vallei in een grillig mozaïek verdelen. Ik veeg het zweet uit mijn ogen en blijf kijken, kan niet stoppen, maak foto’s en staar in de verte. Wanneer ik over de rand heen kijk, zie ik zo’n 200 meter lager tussen de hoge dennen door het pad nog lopen waar ik net mijn klim begon. Er staan manshoge hekken op veel stukken aan het kronkelende paadje langs de rand. Precies op die plekken waar de nieuwsgierigheid van de wandelaar het kan winnen van de hoogtevrees. Ik doe vlug een stap achteruit. Je zou zomaar 100 meter naar beneden storten: één gladde boomwortel, één losliggende steen is genoeg om je te laten vliegen als een vogel zonder vleugels.
Ik kijk door deze doemscenario’s heen en zie stenen pilaren oprijzen tussen de langgerekte sparren, die met hun kruinen in teamverband strijden om elke straal zonlicht. Stapelstenen torens die ooit één geheel vormden met de rest van de berg lijken daar losjes tussendoor te staan, leunend op zichzelf. Het zandsteen is in de loop der eeuwen door wind en water weggesleten tussen de hardere stukken door. Nu lijken het wel stenen reuzen die als beschermers van de vallei op tactisch handige plekken op wacht staan, op de uitkijk. Ze overzien het dal met stoere, maar dreigende blikken: waag het niet de gevaren te trotseren zonder eerbied te tonen aan deze eeuwenoude krijgsheren.
Op sommige plekken hebben mensen grote netten over de rotswanden gespannen, tegen neervallende stenen. Symptoombestrijding, zoals de mens over de hele wereld probeert het natuurgeweld tegen te houden zonder aanpassing aan de omstandigheden, iets waar wij juist zo goed in zijn geweest, door de eeuwen heen. Survival of the fitters, de overleving van de aanpassers, want dat is wat Darwin feitelijk vertelde in zijn beroemde geschriften. Rotsblokken hebben geen boodschap aan de maakbaarheidsgedachte van de moderne tijd, de enige kracht die hen kan verslaan is de kracht van water, water dat wacht, dat geduldig is en oneindig. Dus denk maar niet dat die netten helpen of dat het toeval is dat precies daar de keien naar beneden regenen. Het zijn de grote stenen reuzen die waarschuwend hun rotsblokken werpen naar eenieder die de natuur minacht: Pas op!
Ido, 14 augustus 2024